25 juni 2019

Grenzen trekken

Ian Buruma, de onfortuinlijke hoofdredacteur van de The New York Review of Books, zag zich al na korte tijd gedwongen ontslag te nemen nadat hij een artikel had geplaatst van een man die beschreef hoe hij door een #MeToo affaire plots als paria werd behandeld. Voor veel lezers bleek het een brug te ver om deze paria een podium te geven. Bij zijn aftreden schreef Buruma een commentaar en daarin maakte hij het onderscheid tussen insult (belediging) en offense (aanstoot). Het eerste is bewust, het tweede afhankelijk van de ontvanger. ‘Aanstoot wordt genomen, belediging uitgedeeld.’ Aanstoot geven moet kunnen, beledigen is een moedwillige poging om iemand kwaad te doen en dat gaat volgens Buruma over de grens. Coen van de Ven schrijft er over in De Groene.  Hij levert terecht kritiek op het besluit van de The New York Times om, na alle ophef over een spotprent van Trump met een keppeltje achter een blindengeleidehond met davidster die de IsraĆ«lische premier Netanyahu moet voorstellen, nu maar helemaal geen cartoons meer te plaatsen. Redactionele luiheid, vindt hij. Cartoons moeten het hebben van scherpte, ze zullen altijd wel bij iemand voor aanstoot zorgen. En hij citeert cartoonist Joep Bertrams: ‘Door volledig te stoppen met het genre zeg je eigenlijk: ik heb geen zin in dat gehannes’.

In Nederland is het geven van aanstoot voor de meeste mensen nauwelijks nog een punt van discussie, misschien met uitzondering van de 'potloodventer'. Bewuste belediging ligt een heel stuk moeilijker. De strafwet kent daarvoor nog drie varianten: eenvoudige belediging, smaad (bewust kwaadaardige praatjes verspreiden) en laster (bewust leugens vertellen die iemands reputatie aantasten). En dan is er ook nog de omstreden groepsbelediging. In alle gevallen zou ik met Buruma mee willen gaan en de grens leggen bij het opzettelijk toebrengen van schade: iemand moedwillig met woorden of beelden een klap verkopen die de persoon of groep pijn doet. Dat is niet alleen onfatsoenlijk, maar daarmee wordt een grens van beschaving overschreden. Of dat in alle gevallen tot een veroordeling door de strafrechter moet leiden valt nog te betwisten, maar het lijkt me heel redelijk dat de mogelijkheid in elk geval bestaat.

Proces Wilders

Deze week vindt de inhoudelijke behandeling plaats van het hoger beroep in de 'minder, minder Marokkanen'- zaak waarin Geert Wilders in 2016 werd veroordeeld voor groepsbelediging. De rechtbank zag in Wilders' duidelijk vooraf geregisseerde actie op de verkiezingsavond van de raadsverkiezingen in 2014 een teken van het minderwaardig verklaren van een bevolkingsgroep als zodanig. En dat valt onder de strafbaarheid van groepsbelediging. De moedwillig toegebrachte schade zit dan vooral in de intimidatie, de bedreiging van een deel van de bevolking. Bedreiging veroorzaakt angst en dat kan een gerechtvaardigde reden zijn om de vrijheid van meningsuiting te beperken.


Wilders en zijn advocaat Knoops hebben al laten weten dat ze hoog zullen inzetten op het 'politieke karakter' van het proces. Ze kunnen daarbij wijzen op allerlei geheimzinnigheden en stunteligheden bij -opnieuw- het ministerie van Justitie. Het zou voor de Nederlandse rechtspraak buitengewoon pijnlijk zijn als het gebrek aan openheid bij Justitie dit proces gaat domineren. Daarmee wordt de aandacht afgeleid van de noodzaak van een rechtvaardig en inhoudelijk oordeel van het Gerechtshof over de grenzen van de vrijheid van meningsuiting. In het belang van de getroffen groepering en in dat van de rechtsstaat als zodanig.

Demonstratievrijheid

Demonstraties van extremistische groepen kunnen ook intimiderend en bedreigend zijn. Strafrechtelijk optreden is mogelijk, maar alleen achteraf, en dan is het leed al geschied. In Trouw schreef Leonie Breebaart over het idee demonstranten die een bepaalde groep mensen intimideren middels een bufferzone af te schermen van hun tegenstanders. Letterlijk een grens trekken dus. Kwaadwillige extremisten die er bewust op uit zijn het gevoel van veiligheid van hun tegenstanders onderuit te halen door zich op te dringen voor de deur van een moskee, bij de ingang van een abortuskliniek of op een boerenerf zou je op afstand moeten kunnen houden, vindt Breebaart. Dat lijkt ook beter als de tegenstanders hun aanwezigheid niet pikken en een tegendemonstratie organiseren met als gevolg gewelddadige rellen. Niet zelden ter meerdere eer en glorie van de extremisten. 'Niets kan Pegida-voorman Wagensveld zo tevreden gestemd hebben, als weggejaagd te worden door een meute hoodies met mediterraan voorkomen.'

Het lijkt misschien een goed idee, zo'n bufferzone. Maar de burgemeester die als verantwoordelijke voor de openbare orde de beslissing voor deze oplossing moet nemen valt niet te benijden. Hij of zij mag geen beslissing nemen die raakt aan de inhoud van de demonstratie. Het enige criterium voor beperking van een demonstratie is de openbare orde. Een bufferzone ter bescherming van de veiligheid van een bepaalde groep lijkt me op het randje. Moeten de tegenstanders van Zwarte Piet straks ook op afstand blijven omdat hun spandoeken volgens sommige ouders intimiderend kunnen zijn voor de kinderen? Elke beslissing roept het vermoeden van partijdigheid op.

Toch blijft wat mij betreft dat moedwillig anderen schade berokkenen een ankerpunt. Misschien moet een burgemeester dat risico van partijdigheid maar eens nemen en een proces uitlokken met een bufferzone. Een veilig gevoel is ook wat waard en de zorg daarvoor mag ook wel tot de taken van de eerst verantwoordelijke voor de openbare orde gerekend worden.

[Foto: Border Fence, Frederick Dennstedt CC]

Geen opmerkingen: