17 juni 2020

Machteloos tegen desinformatie?

De Europese Commissie heeft opnieuw van zich doen horen in de strijd tegen desinformatie. Aanleiding is nu de verspreiding van valse berichten over het coronavirus. De verantwoordelijke commissarissen Jourová (Transparantie en Waarden) en Borrell (Buitenlandse Zaken) hebben vorige week nieuwe plannen aangekondigd. Erg concreet zijn ze niet. NOS-correspondent Thomas Spekschoor ziet vooral 'opgepoetste oude plannen'. Probleem is dat de EU en de nationale overheden in belangrijke mate afhankelijk zijn van grote particuliere internetbedrijven die niet eenvoudig te sturen zijn. De Commissie heeft met de grootste spelers op dit gebied al eerder een 'praktijkcode tegen desinformatie' afgesproken. Maar de code werkt tot nu toe niet omdat volgens de Europese organisatie van mediawaakhonden, ERGA, niet te controleren is of de platforms genoeg doen. 'Brussel zou dwingender moeten zijn, de platforms echt onder druk moeten zetten om bijvoorbeeld data te delen en inzicht te geven in algoritmes. Daarmee zouden wetenschappers en journalisten kunnen onderzoeken hoe nepnieuws zich verspreidt.'

IJdele hoop. Google, Facebook en Twitter zullen zich niet zo maar in de kaart laten kijken. Tot nu toe hebben ze geen enkel teken vertoond af te willen stappen van hun status als privaat bedrijf dat alleen op vrijwillige basis samenwerkt met de overheid dan wel burgers waarschuwt voor misleidende informatie. Zoals met het -overigens discutabele- commentaar van Twitter op Trump's tweets. Zo lang deze techplatforms niet omgevormd worden tot aan regels onderhevige publieke dienstverleners zullen overheid en burgers machteloos moeten toezien dat het informatieverkeer afhankelijk blijft van particuliere belangen.

De voorgenomen aanpak van desinformatie is verder problematisch omdat het niet volledig duidelijk is wat we er onder moeten verstaan. En het risico op een onaanvaardbare beperking van het vrije verkeer van informatie en de vrijheid van expressie is bepaald niet denkbeeldig.

Wat is desinformatie?

De praktijkcode geeft de volgende omschrijving:
"aantoonbaar foute of misleidende informatie" die cumulatief: (a) "wordt gecreëerd, gepresenteerd en verspreid voor economisch gewin of om het publiek opzettelijk te bedriegen"; en (b) "die schade in het publieke domein kan veroorzaken", die bedoeld is als "bedreigingen voor democratische politieke en beleidsvormingsprocessen alsook voor openbare goederen, zoals de bescherming van de gezondheid van de EU-burgers, het milieu of de veiligheid". Misleidende reclame, fouten in verslaggeving, satire en parodie of duidelijk aantoonbaar partijdig nieuws en commentaar zijn geen desinformatie.
Er is duidelijk over nagedacht. Dat zouden meer mensen moeten doen die de term desinformatie tegenwoordig gemakkelijk in de mond nemen. In de kern gaat het om bewuste misleiding van het publiek. De vraag is dan wel waar we de grens moeten trekken tussen traditionele propaganda en selectief nieuws enerzijds en anderzijds informatieverspreiding met enkel valse motieven. De beoordeling van informatie op grond van de intenties van de zender is een valkuil voor puur subjectieve, belangengebonden interpretaties. Hier past een waarschuwing die de media helaas niet altijd geven.

Geopolitiek

In de onderlinge betrekkingen tussen concurrerende of ronduit vijandige staten hebben leugens en halve waarheden sinds mensenheugenis een belangrijke rol gespeeld. In die zin is er met desinformatie niets nieuws aan de hand. Dat zien we ook nu weer. Desinformatie over het coronavirus komt volgens de EU-commissaris Jourová vooral van buiten de EU, en dan met name uit China en Rusland. De gedachte dat misleiding alleen van buiten kan komen is op zichzelf al misleidend. Een voorbeeld gaf de EU zelf toen buitenlandcommissaris Borrell onder Chinese druk een kritisch rapport over anti-Europese desinformatie over de coronacrisis liet bijkleuren. Desinformatie is, erkent Borrell trouwens ook, onderdeel van de geopolitieke strijd. Zo zou het dan ook in de beoordeling door onafhankelijke media gepresenteerd moeten worden als het er om gaat burgers te wapenen tegen misleiding. Je kunt een bericht gemakkelijk wegzetten als desinformatie door te wijzen op leugens of misleidende voorstellingen. Beter is het daarnaast ook inzicht te geven in de belangen van de degenen die het verspreiden. Zodat burgers in staat worden gesteld hun zelfstandige oordeelsvermogen aan te scherpen.

Nepnieuws

In het hedendaagse spraakgebruik worden desinformatie en nepnieuws nogal eens naast elkaar gebruikt om misleidende informatie aan te duiden. Zoals in dit artikel van UvA-communicatiewetenschapper Michael Hameleers, die over verwarring en cynisme inzake maatregelen tegen het coronavirus schreef
‘Het probleem van desinformatie of nepnieuws is wellicht niet zozeer de verspreiding van onjuiste informatie, maar de aanval op de betrouwbaarheid van bewezen feiten en empirische kennis. Het gevolg kan zijn dat feitelijke kennis en waarheden steeds relatiever worden, aangezien burgers zelf een versie van “de” waarheid kunnen kiezen die aansluit bij hun bestaande overtuigingen. De belangrijkste implicatie is dus wellicht dat het vertrouwen van mensen in de politiek en media kan worden geschaad.'
Wat Trump en Wilders doen heeft niet zozeer te maken met geopolitiek alswel met het ten eigen faveure ontregelen van de publieke opinie. Met alle schadelijke gevolgen voor het publieke debat en uiteindelijk de democratie. Ik ben het eens met Martijn Tonies die er onlangs op Sargasso voor waarschuwde dat we het populistisch gebruik van de term nepnieuws, in een poging media verdacht te maken, niet moeten verwarren met echt misleidende desinformatie:
Door dezelfde term te gebruiken voor berichten die opzettelijk verkeerd zijn, verspreid door populisten, geven we hun aanklacht richting de pers extra gewicht. Als we aantoonbare leugens nepnieuws noemen, en kloppende artikelen ook, geven we de populisten min-of-meer gelijk en werken we mee aan het wantrouwen tegen de vrije pers. En dat is nou net wat we met het bestrijden van desinformatie willen voorkomen.
Mediawijsheid

Ook de bestrijding van deze manipulatie van het nieuws vereist 'empowering' van de mediaconsument. Opvoeding en onderwijs, en ook de media zouden meer moeten doen aan de versterking van de positie van de burgers tegenover het belangengebonden informatiegeweld, of dat nu van staten, bedrijven of politici komt.  Mediawijsheid,  berichten weten te selecteren op betrouwbaarheid en in staat zijn ze op hun waarde en belang te beoordelen, zou wel eens heel belangrijk kunnen worden voor de instandhouding van onze democratie. Er is weinig fantasie voor nodig om te voorspellen wat er allemaal mis kan gaan als het zelfstandig oordeelsvermogen van burgers verloren gaat en zij in plaats daarvan uitsluitend gaan varen op de leugens, misleiding en verleiding van populisten die maar een waarheid kennen: hun eigen belang.

[foto: een kunstwerk van Denmark Die Welt im Griff in het Vlaamse parlement, CC]


Geen opmerkingen: