26 maart 2019

Overheid en moraal

Sinds de jaren negentig van de vorige eeuw zien we een terugtredende overheid. Den Haag decentraliseert en laat steeds meer taken over aan zelfstandige organisaties in onderwijs, zorg en alle andere terreinen die voorheen door het Rijk werden bestierd. Het leidend principe is ontleend aan de markteconomie. Publieke voorzieningen moeten zich gedragen als bedrijven die de wetten van vraag en aanbod en onderlinge concurrentie volgen. Over de effectiviteit van die marktwerking in de publieke sector bestaan intussen grote twijfels, zelfs bij de regering, maar daar wil ik het hier niet over hebben.

Er zijn ook initiatieven van de overheid waarbij ik me afvraag of enige terughoudendheid niet beter zou zijn geweest.  Een voorbeeld is de oproep van staatssecretaris Paul Blokhuis (ChristenUnie) aan boekhandelaar Bol.com om de etalage anders in te richten. 'Het kabinet wil dat internetwinkel Bol.com stopt met de prominente verkoop van niet-wetenschappelijke boeken die pleiten tégen vaccinatie van kinderen', schrijft het AD. 'En zelfs volledige verbanning uit het assortiment dient bespreekbaar te zijn.' De staatssecretaris beseft dat hij de internetwinkel niet kan opdragen bepaalde boeken niet te promoten of te verkopen, maar als Bol.com geen gehoor aan de oproep geeft, wil hij met het bedrijf gaan praten. Dat Blokhuis zich zorgen maakt over de invloed van vooringenomen publicaties die er toe kunnen leiden dat de vaccinatiegraad tot een gevaarlijk niveau daalt kan ik me voorstellen. Maar de suggestie dat de staat zich zou kunnen gaan bemoeien met de inrichting van een boekhandel vind ik wel verontrustend. Hoe ver kan dat gaan? Er zijn wel meer risicovolle onderwerpen waarover leugens en onzin welig tieren op het net. Gaat minister Wiebes nu ook in gesprek met Google over de invloed van ontkenners van klimaatverandering?

Het geloof in de onzin van de anti-vaccinatiebeweging lijkt me een voorbeeld van een tekort aan kritisch denken en kennis van methoden van wetenschappelijk onderzoek. Daar zou je het onderwijs op kunnen aanspreken. De regering heeft op dat terrein echter andere prioriteiten, zo blijkt uit een wetsontwerp van de minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs Arie Slob (ook ChristenUnie).



Zorgen over de moraal

Minister Slob heeft een wetsontwerp ingediend voor aanscherping van het burgerschapsonderwijs. Nederlandse leerlingen weten ‘te weinig’ over democratie en de rechtsstaat. Nederlandse scholieren lopen achter vergeleken met leeftijdsgenoten in het buitenland, zegt de minister. Dus zou je verwachten dat hij het onderwijs oproept leerlingen beter te toetsen op hun kennis van de staatsinrichting, de wetgeving, de wetten waar we ons aan te houden hebben, de rechtspraak, de verschillende verantwoordelijkheden van de lokale, provinciale, nationale en Europese overheden, etc. Dat is allemaal niet waar de regering zich zorgen over maakt. De aanscherping die Slob nu aan de Raad van State ter advisering heeft voorgelegd gaat eigenlijk alleen over de moraal, over normen, waarden, cultuur.

Het onderwijs bevordert actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze, waarbij het onderwijs zich in ieder geval herkenbaar richt op: a. het bijbrengen van respect voor en kennis van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals verankerd in de Grondwet, en de universeel geldende fundamentele rechten en vrijheden van de mens; en b. het ontwikkelen van de sociale en maatschappelijke competenties die de leerling in staat stellen deel uit te maken van en bij te dragen aan de Nederlandse democratische samenleving.
Het bevoegd gezag draagt zorg voor een cultuur waarin alle bij het aanbieden van onderwijs betrokken personen in hun uitingen handelen in overeenstemming met de [eerder bedoelde] waarden en creëert een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met deze waarden. 
Het zijn mooie woorden waar niemand zich aan zal storen, als scholen dit nastreven. Maar het is wel de bedoeling van de regering dat de onderwijsinspectie hiermee een handvat krijgt om scholen te beoordelen en zo nodig maatregelen te nemen. De vraag is of de regering wel een taak heeft bij het afdwingen van respect voor nogal vaag geformuleerde waarden. In hoeverre is het een regeringstaak om voorschriften uit te vaardigen voor de gewenste cultuur en het gedrag van het personeel op een school? En vooral: is dit moralisme nu het beste antwoord op een tekort aan kennis over de democratie en rechtsstaat? Of wordt hier langs een fraai uitgevoerde achterdeur een kans geschapen voor rechtstreekse inmenging van de staat in het klaslokaal?

Wat is het probleem?

Waarom moet de wet eigenlijk aangepast worden, vroeg ik me af. Ook in de huidige wet op het voortgezet onderwijs staan al mooie woorden over de bevordering van actief burgerschap en sociale integratie. De wet gaat uit van een pluriforme samenleving en schrijft voor dat het onderwijs er 'mede op is gericht dat leerlingen kennis hebben van en kennismaken met verschillende achtergronden en culturen van leeftijdgenoten.' Deze passages verdwijnen dus met de nieuwe wet van Slob. Hij licht zijn 'aangescherpte' tekst toe met verwijzing naar een onderzoek van het Sociaal en Cultureel Planbureau,  Gedeelde waarden en een weerbare democratie waarin staat dat 'dat de verworvenheden van onze democratische rechtsstaat, de rechtsorde, vrijheden en mensenrechten niet vanzelfsprekend zijn.' Ik kan me daar van alles bij voorstellen. Maar, nog los van de vraag waarom die verwijzing naar pluriformiteit dan moet verdwijnen, is het niet duidelijk waarom de regering juist scholen en leraren op dit punt wil gaan afrekenen. Moeten zij gecontroleerd gaan worden op de bevordering van normen en waarden die door anderen, de overheid zelf niet uitgezonderd, vaak genoeg te licht worden opgevat?

In Nederland staat het onderwijs naar mijn mening terecht op enige afstand van de staat. Opvoeding en onderwijs vragen om een terughoudende overheid die zich bij voorkeur laat leiden door wensen en inzichten van ouders en professionals. En dat geldt zeker voor morele vraagstukken die een overheid met respect voor de autonomie van haar burgers over het algemeen beter kan mijden. Voorzover er zorgen zijn over een gebrek aan respect voor de rechtsstaat zou ik zeggen dat de regering al genoeg om handen heeft met de bevordering van een passende cultuur in tal van organisaties in eigen kring zoals het ministerie van Defensie, het WODC, de UWV, de Belastingdienst, en vele andere.


Geen opmerkingen: